Mijn glucosemeter geeft een andere waarde weer dan een andere glucometer. Welke is de juiste?

Ons antwoord:

Een uitspraak doen over de betrouwbaarheid van resultaten van een bloedglucosemeter voor thuisgebruik (HGT), kan enkel door het vergelijken van meterresultaten met een goede referentie-methode. 

Optimaal is als vergeleken wordt met een goed gedefinieerde referentiemethode. In de praktijk wordt volstaan met een laboratoriummethode.

Bij twijfels over de betrouwbaarheid van een bloedglucosemeter kan de meter voor een kwaliteits-controle in het laboratorium van het ziekenhuis getest worden. 

De internationaal geaccepteerde kwaliteitsrichtlijn (ISO15197) geeft aan dat uw bloedglucosemeter een 15% mag afwijken van een referentiewaarde. Een laboratoriumbepaling komt vaak goed overeen met deze referentiewaarde (afwijking ca 2%)

Hierbij geld volgens deze ISO richtlijn dat onder gelijke omstandigheden, er een maximaal verschil mag zijn van 15% tussen de bloedglucosemeter en de bijbehorende referentiewaarde.

Echter bij lage glucosewaarden (glucose < 5,55 mmol/L) wordt de afwijking in absolute getallen gerekend: de absolute afwijking mag dan niet groter zijn dan 0,83 mmol/L

Als de resultaten van 2 bloedglucosemeters met elkaar worden vergeleken, gelden bovenstaande normen dus niet, omdat men niet weet wat de werkelijke waarde is (dat zou dan de waarde zijn die het laboratorium zou geven)

"Stel dat u meter Y vergelijkt met een andere meter X en dat u de volgende waarden vindt:

meter Y= 8,5 mmol/L en X= 11,5 mmol/L. Dat is een verschil van 3 mmol/L, waar u vraagtekens bij zet. Stel dat de werkelijke referentiewaarde (als die op dat moment ook gemeten zou zijn) 10 mmol/L zou bedragen, dan wijken beide meters 15% af van de referentie (de meter Y 15% naar beneden en X 15% naar boven) en zijn beide meters dus volgens de CE norm betrouwbaar, ondanks een onderling verschil van maar liefst 3 mmol/L. 

De bloedglucosemeter is niet meer weg te denken uit de moderne diabeteszorg, en is een uiterst waardevolle ondersteuning voor zowel patiënt als zorgverlener. Die moeten daarbij wel kunnen vertrouwen op de kwaliteit en betrouwbaarheid van hun bloedglucosemeter. Want wat zijn de risico’s van een onbetrouwbare meting? Een onjuiste uitslag kan leiden tot een verkeerde actie, met mogelijk ernstige gevolgen. Stelt u zich eens voor wat het kan betekenen als patiënten thuis een verkeerde waarde meten en daarop zelf met insuline aan de slag gaan?

Het is dus van groot belang dat bloedglucosemeters betrouwbaar zijn om de diabeteszorg goed en juist te kunnen ondersteunen. Zeker nu het belang van zelfcontrole steeds duidelijker wordt en patiënten nog meer gestimuleerd worden om hun bloedglucose zelf te meten. Maar hoe weten we nu of een bloedglucosemeter ook daadwerkelijk de kwaliteit biedt die we zoeken, en een betrouwbaar meetresultaat zal geven?

Als onafhankelijk en gerespecteerd instituut dat producten test en certificeert, heeft TNO strenge richtlijnen opgesteld voor bloedglucosemeters. Op haar website www.TNOkeur.nl staat vermeld welke bloedglucosemeters daaraan voldoen. Belangrijk onderdeel van die richtlijn is de betrouwbaarheid en de afwijking die een meter maximaal mag geven (15% voor glucosewaarden hoger dan 5,55 mmol/L). Dat is de strengste richtlijn in Nederland. Daarmee wordt niet gezegd dat een meter met het TNO-keurmerk foutloos zal meten, maar het biedt wel een betere garantie dat het risico op fouten binnen aanvaardbare grenzen blijft. 


  Terug naar Klantenservice

Kunnen wij u helpen?

Naar de klantenservice